1. Verbeelding
Ik bekijk mezelf schuchter in de spiegel en probeer wat moed bij elkaar te verzamelen voor de avond die komen gaat. De spiegel waar ik voor sta bestaat uit 6 losse spiegeltjes van 10 bij 10cm die met lijm
aan de houten wand zijn bevestigd. Onder de spiegels hangt een sleutelhanger die ik eens op school heb gemaakt en nu volhangt met sleutels van gesloten deuren.
Mijn broer luistert boven zo te horen naar muziek van Doe Maar (totdat de bom valt) en mijn moeder is links van mij in de keuken aan het opruimen. De geluiden uit de woonkamer zijn van de televisie en het lijkt erop dat mijn vader naar schansspringen kijkt. Het huis heeft een doordringende geur van sigaretten rook en de laatste tijd rook ik zelf ook. Het voelt ontspannen in huis maar de spanning in mijn lijf symboliseert tevens de onderliggende lasten die dit gezin doormaken. Voor de buitenwereld zijn wij een gezellig en open gezin. Ja enigszins klopt dat ook, want de achterdeur staat altijd open, maar binnen deze kamers heerst onder alle verbeelding veel angst
en onzekerheid.
Mijn diepblauwe ogen worden geaccentueerd door de blouse die ik onlangs gekocht heb in exact dezelfde kleur blijkbaar als mijn ogen. Vluchtig zie ik mijn gezicht dat gevlekt is van de sproeten, hier maak ik zelf soms de grap over dat ik onder een zonnebank met gaas heb gelegen. Met gele haargel breng ik mijn goud blonde slagen in een veilig model en doe wat old spice aftershave van mijn vader op. Zodra mijn blik weer richting die blauwe verradelijke ogen komen verstijft mijn lichaam.
Onzeker vraag ik mezelf af of ik beter niet iets minder opvallends zal moeten dragen, maar mijn kast bevat veelal kleding van mijn broer dat net te groot is of niet lekker zit.
Ik kam opnieuw mijn haren en blijf mezelf maar ontwijken, want diep van binnen weet ik dat mijn ogen de eerlijkheid laten zien.
Ik heb werkelijk geen idee wie ik ben en
waar ik sta. Ik heb geen benul wat ik aan het doen ben en voor wie ik het eigenlijk doe. Ik voel me zo anders dan iedereen om me heen en ik moet zo hard werken om maar niet raar gevonden te worden, dit put me uit! Ik wil net zo zijn als mijn vrienden, maar dit lukt mij niet. Eigenlijk snap ik helemaal niets van de wereld om me heen. Het lijkt wel alsof ik gevangen zit in mijn eigen hoofd, dit is niet wat ik wil en probeer daar elke dag weer vat op te krijgen. Waarom ben ik toch zo onzeker?
Waarom kan ik niet gewoon zijn? Ik wil gewoon mezelf zijn!
Ik besluit het blauwe shirt aan te houden en trek mijn donkere sportschoenen aan
die als slagschepen onder mijn dunne bevende benen gebonden zitten. Ergens kan ik het allemaal goed bedenken en deze voorspanning is ook wel weer fijn. Straks bij mijn vrienden zit het huis vol en er is veel lawaai, hopelijk dat de alcohol mij wat rust geeft in alle chaos.